Impact

Het hout was op.
Ik had er 2 jaar geleden niet van wakker gelegen. Welk hout? Wat jammer voor mensen die hout nodig hebben. Komt vast wel weer goed.
Nu bleek hout cruciaal in mijn leven. Het was nodig om het dak van mijn nieuwe huis van te maken. Zonder dak geen huis. Zonder dak nu al een vertraging van bijna 3 maanden voor de levering ervan.

Nu is het niet zo dat ik dakloos ben. We wonen in een allerliefst huisje en daar kunnen we ook nog even blijven. Maar twee jaar uit de koffer leven breekt ons inmiddels een beetje op. Zelfs onze altijd vrolijke zoon is minder vrolijk.
We missen een eigen plek. Een eigen plek hebben, waar je niet weg hoeft, is een ongelooflijke luxe. Dat beseffen we al te goed. Wachten op die eigen plek duurt lang, omdat wachten de tijd langer laat duren. Of trager laat voortgaan. En het hout was op, wat een tamelijk hopeloos gevoel opleverde.
Maar het is er weer, en ons dak wordt gemaakt. Ik ben nog nooit zo dankbaar geweest voor een grondstof. Ik heb nagedacht over alle grondstoffen in mijn leven, en die nemen best een belangrijke plek in.

2 jaar geleden had ik geen idee van wat er nodig is om een huis te bouwen, en de infrastructuur daaromheen te verzorgen. Ik zou precies dezelfde vragen gesteld hebben die we nu regelmatig horen van anderen. Staat het huis al? Is het huis al af? Wat duurt het lang he?
Het is een ongelooflijke reis om van een stukje weiland je eigendom te maken, er een weg langs te laten leggen, en vervolgens het huis erop te zetten. En als dat huis af is, ben je er nog lang niet, want er zal een rioolvoorziening moeten komen, stroom, water en internet. Niet vanzelfsprekend, ook niet in een land als Nederland. Tot slot gaan we onze stadslandbouw op poten zetten. Dat doen we als we er wonen, zodat we zien waar het zonlicht is, hoe de wind waait en wat de meest logische plekken zijn voor wat we willen bereiken.
Dit is al een meerjarenproject, en er komen nog veel meer jaren bij. Het is geen oefening in geduld meer, het is levensveranderend. Ik heb mijn ongedurigheid bij het grofvuil moeten zetten en ik heb er geen spijt van.

De straat is de wereld

Op de kade, naast een houten bankje, stonden een oudere man en een meisje te praten, ieder met een miniformaat hondje aan de lijn. ‘De straat is de wereld,’ zei de man juist toen wij passeerden, en in mijn hoofd vormde zich een tekening van Peter van Straaten. Hij heeft gelijk, dacht ik terwijl we het oude centrum van Dordrecht uit liepen.

Even daarvoor, onderweg naar Villa Augustus, zag ik borden met de tekst ‘Blijf thuis! Samen sterk tegen corona’. Het leek me een tekst uit een ander leven, voordat de lente aanbrak. Dat is het met de lente, de zon gaat schijnen en het lijkt alsof het nooit anders geweest is.
Blijf thuis, blijf aldoor maar thuis, dat kan niet gezond zijn, daar is een mens niet voor gemaakt. Juist nu, zei ik tegen J., moet iedereen zoveel mogelijk naar buiten, vitamine D opdoen, en het licht en de warmte opzuigen. We zijn nu al zo lang onze gezondheid aan het ondermijnen door de coronaregels op te volgen, wat natuurlijk een totale paradox is, omdat het pakket maatregelen bedoeld is om ons gezond te houden. Maar van een beperkte actieradius, het ervaren van onvrijheid en veel binnen zitten worden mensen niet gezonder, daar wordt het immuunsysteem alleen maar zwakker van. Weegt het niet krijgen van dit virus op tegen alle andere schade die we oplopen?
Wat zou bijvoorbeeld een ander niet mogen aanraken op lange termijn met een mens doen? Hoe lang blijven we andere mensen als gezondheidsrisico’s zien? Gaan de mondkapjes ooit weer af?
Ik las over huidhonger, en de mooie uitspraak van Aaf Brandt Corstius, die ‘mensen mist die ze niet kent.’ Ik mis ze ook, alhoewel ik merk dat ik goed zonder ze kan leven. De oordelende blikken van anderen mis ik totaal niet, ik maak me nooit meer druk over wat ik aan moet naar mijn werk zodat ik de priemende blikken naar mijn vetrollen kan vermijden.
De mensen die ik ken, die mis ik oprecht, en ze zien en spreken via een scherm volstaat niet. Het is een troost die steeds schraler wordt. We moeten de straat weer op, de wereld in.

Wij bleven niet thuis, maar trokken in een fijne hotelkamer aan het water, wandelden in de stad en de Biesbosch, aten en dronken lekkere dingen en zaten in de zon. Onze zoon bleef wel thuis en nodigde een vriend uit die bleef slapen. Zo had hij ook eens twee dagen voor zichzelf, en de vrijheid om samen met die vriend te bepalen hoe het weekend eruit zou zien. Ik genoot van deze nieuwe dimensie in het ouderschap, ook omdat ik het goed kon loslaten, wetend dat er fijne buren nabij zijn als er nood aan de man zou zijn.
‘Ik trap de deur wel in als jullie te lawaaiig worden,’ zei onze naaste buurvrouw gekscherend tegen Merlijn, waarop hij zei: ‘dat hoeft niet, L., want je hebt een sleutel, dus kom maar gewoon binnen.’ Vertrouwen hebben in elkaar, dat is ook de wereld.

Frans, niet meer zo vrolijk

Hij loopt een beetje achter met schoolopdrachten, mijn vrolijke Frans. De zoon die ogenschijnlijk makkelijk door dit coronajaar heen komt. Vanaf maart vorig jaar zag hij ineens zijn klasgenoten niet meer, hoefde hij geen eindexamen te doen (wat hij wel graag had gewild), had hij nauwelijks nog lessen, werd het eindgala door zijn neus geboord. Hij vond het vervelend, maar stapte er snel overheen.
We verhuisden, en waar je normaal je nieuwe omgeving verkent, naar een nieuwe school gaat, klasgenoten leert kennen en leuke dingen onderneemt, kortom een leven opbouwt, zat onze zoon zoals zovelen thuis online lessen te volgen. De leraren doen ontzettend hun best, ze maken er iets van, maar veel praktijkvakken vallen tot op de dag van vandaag uit en de praktijkopleiding die zoon dacht te volgen is toch een soort LOI cursus geworden. Leuk voor als je mijn leeftijd hebt en er iets bij wilt doen, niet als je 17 bent en aan het begin van je leven staat.

Onze vrolijke Frans kreeg een baantje, vakken vullen in een winkel. Helemaal blij, want contact met leeftijdsgenoten en 3 avonden per week lekker bezig zijn en geld verdienen. Hij was nog niet koud een maand bezig toen de boel dicht ging.
Voor zijn verjaardag, die hij niet mocht vieren, kreeg hij 10 rijlessen cadeau. Ik overdrijf niet als ik zeg dat hij hier al vier jaar naar uitkeek, hij is geobsedeerd door auto’s en kon niet wachten om eindelijk zelf te leren rijden. Na de eerste rijles was het klaar vanwege de lockdown. Weer een teleurstelling erbij, maar hij leek het goed op te pakken.

Langzamerhand zagen we echter iets aan hem veranderen. Het gebrek aan initiatief, aan activiteit. Lamlendigheid die zich uit in lang slapen en veel liggen. De vermoeidheid in zijn gezicht.
“Ik loop een beetje achter,” ik hoorde het iets te vaak. Gisteren kwam het hoge woord eruit: het bijna alleen maar volgen van online lessen is killing voor zijn motivatie. Het is veel, het is allemaal schriftelijk, het is de hele dag op een scherm kijken, daarna ligt hij doodmoe op bed te gamen, wat hij onderhand ook niet meer zo leuk vindt, maar waarbij hij wel de vrienden spreekt die hij zo mist.
Als je 17 bent moet je gewoon naar school. Je moet die camera in je handen hebben, de geluidsset kunnen bouwen in de studio, precies waarvoor je de opleiding tot camera-/geluidsmens bent gaan volgen. Na school moet je hangen met je nieuwe vrienden, het stadje in waar je studeert, beginnen met uitgaan, verliefd worden. Een leven opbouwen, ontdekken wie je bent, je grenzen opzoeken, je ontwikkelen als mens. Ik zie het op deze manier niet gebeuren en maak me daar veel zorgen over. Het duurt te lang. Er is te weinig oog voor jongeren en voor de schade die deze samenleving op slot hen toebrengt.
Een 17-jarig kind zou je beetje bij beetje los moeten laten, en omgekeerd ook. Nu houden we elkaar voorlopig toch maar stevig vast.


Ik geef je een lijstje, mijn lijstje

Van terugkijken houd ik niet zo. Gedane emoties nemen geen keer. Maar nu ik naar een vrije week toe ga, merk ik dat ik mijn hoofd leeg moet maken. Dat mijn lijf last heeft van opgehoopte spanning. En zoals een verslaafde kan verlangen naar een sigaret in stressvolle tijden, zo verlang ik naar schrijven. Schrijven is ordenen voor mij. Dus voor mijn eigen gemoedsrust doe ik eens een lijstje. Ik heb uit diverse lijstjes van anderen vragen gesprokkeld die ik leuk vond om te beantwoorden. En ik hoop dat jij die het leest er ook een beetje van meegeniet. Klik vooral de hyperlinkjes aan, daar heb ik flink mijn best voor gedaan (insert smileyface).

Meest memorabele moment van 2020

Ik kan niet kiezen, er waren er meer dit jaar. Het feit dat er een nare ziekte onder ons rondwaart en het besef van de impact daarvan, die overigens langzaam indaalde. De eerste keer voor lange tijd een mondkapje op hakte erin. Dat onze zoon plotseling thuis kwam te zitten, van de een op de andere dag niet meer naar school ging, geen eindexamens heeft gedaan zoals in 1945 voor het laatst voorkwam, zijn klasgenoten nooit meer allemaal bij elkaar heeft gezien, geen eindgala heeft meegemaakt, dat was een voltreffer. Bij hem niet eens zozeer- misschien is zijn veerkracht en die van alle jonge mensen die ik ken, zijn vrolijkheid, zijn gelatenheid onder de beslissingen die zijn leven enorm beïnvloeden dit jaar, wel het meest memorabele van dit jaar voor mij.

Meest aangename verrassing van 2020

Het is geen plotselinge verrassing, meer het besef dat wij als gezin heel veel kunnen hebben. Twee keer in een jaar verhuizen, samen wonen, werken en studeren op weinig vierkante meters zonder elkaar de hersens in te slaan, de spanningen van het hele Oosterwold proces ondergaan, dat kunnen wij heel goed, zo blijkt.
Verder houd ik totaal niet van verrassingen, ik wil altijd alles van tevoren weten. Ik prijs me gelukkig dat er buiten Covid en alle gevolgen van dien verder weinig verrassingen waren, ik had er niet meer aangekund, aangenaam of niet.

Beste liedje van 2020

Zonder meer deze van Eefje de Visser. De eerste keer dat ik het hoorde schoot ik vol en dat is sindsdien elke keer zo. Ik weet niet precies wat het aanraakt in mij, maar dat is precies wat het doet. Muziek is voor mij altijd gevoel, ik kan het ook niet zomaar aanzetten omdat ik anders overspoeld word door gevoelens (en die kan ik er niet steeds maar ongevraagd bij hebben). En alhoewel ik dol ben op alles wat met tekst te maken heeft, heb ik dat nooit met muziek; ik heb vaak geen flauw idee wat er gezongen wordt, ik ga uitsluitend mee op klank en ritme. Met uitzondering: bij Eefje luister ik wel naar de woorden.

Beste film van 2020

We kijken samen zeker twee films per week. Voorheen in de bioscoop, maar daar is dit jaar niet veel uitgekomen door We-Know-What (corona is de Voldemort onder de ziektes dit jaar, en misschien nog wel vele jaren). Omdat Jaime voor zijn werk toegang heeft tot Pathé Thuis, Videoland, NPO Start Plus en andere filmkanalen pikten we daar regelmatig iets mee. Zo hebben we van de nieuwe releases Tenet gezien (ik snap er nog steeds niets van), De beentjes van Sint-Hildegard (ik heb een zwak voor Herman Finkers), Dark Waters (zeer indrukwekkend, en uitermate bevorderlijk voor het vergroten van wantrouwen in overheden, dus misschien niet kijken als je dat er nu niet bij kunt gebruiken) en Bacurau (wonderlijk! Ik snapte pas aan het eind hoe het zat, daarom verrassend, voor mij dan). Aan het eind van het jaar kwamen er twee parels bij die ik in Eye Amsterdam heb kunnen zien: The Assistant, en Wolfwalkers. Die laatste is zo wonderschoon gemaakt, dat het verhaal er niet eens zo toe doet, je kunt je de hele film onderdompelen in de animatie en de sfeer.

Beste serie van 2020

Ook series kijken we veelvuldig. We hebben genoten van (en hier zou stiekem ook nog wel een stukje kijkgedrag van 2019 tussen kunnen zitten) The Eddy, Feel Good, After Life, Unorthodox, Cold Feet, The Umbrella Academy, Ozark, Little Fires Everywhere, Killing Eve, The Haunting of Bly Manor, Stranger Things, Curb Your Enthousiasm, Succession, Sex Education, Better Call Saul, Years And Years, The Crown, Oogappels, Shrill.
Met een aantal speciale vermeldingen voor:
Curb Your Enthousiasm. Ik heb tijdens de eerste lockdown alle seizoenen gekeken, twee afleveringen per dag na mijn werk. Het heeft me erdoorheen gesleept, elke dag hardop kunnen lachen is zo lekker!
Oogappels: herkenbaar voor elk gezin met pubers en vooral van de chagrijnige advocate die nou duidelijk eens geen goede, zoete mama neerzette heb ik enorm genoten.
Years And Years en Handmaid’s Tale: griezelig hoe fictie de waarheid soms benadert, vooral dit jaar.
Shrill: een komische serie gebaseerd op het gelijknamige boek van Lindy West, waar het komische aspect nu eens niet draait om het feit dat het hoofdpersonage dik is, maar wel hoe de wereld daarmee omgaat (slecht. Sorry. Spoiler.)
Tot slot Succession op nummer 1, ademloos naar gekeken, wat een script, wat een acteurs, alles zo goed. Dat gevoel heb ik sinds The Wire nooit meer gehad bij een serie.
Op de valreep wil ik ‘Klassen’ nog noemen, van de makers van ‘Schuldig.’ Ik leef mee met alle mensen die hierin gevolgd worden, en mijn lerarenhart gaat hier heel wild van kloppen. Toch weer het onderwijs in is een grote vraag voor mij die ik meeneem naar 2021.

Beste televisieprogramma van 2020

Zeggen dat je bijna geen televisie kijkt werd vroeger als elitair bestempeld, categorie “de roddelbladen lees ik bij de tandarts”, maar in deze tijd van kijken on demand en op YouTube wel waarheid geworden. Wij zetten de TV alleen nog aan voor actualiteiten en programma’s die we als gezin kijken, zoals Wie Is De Mol, Masterchef Australië (ik ben verliefd op alle nieuwe juryleden van dit jaar), en The Great British Bake Off (dol op alles wat Brits is, behalve de Brexit en Boris Johnson).

Wat deed ik voor het eerst in 2020?

Een mondkapje opzetten. Werken met een mondkapje op. Naar het Rijksmuseum met een mondkapje op. In de auto zitten met een mondkapje op. Online lesgeven, wat overigens niet eens heel vervelend was voor zowel de deelnemers als mezelf. Maar dat kwam omdat het thema en de grootte van de groepjes zich ervoor leenden. Ik kan me zo voorstellen dat een volle klas pubers online lesgeven voor niemand een pretje is.

Wat deed ik voor het laatst in 2020?

Ik had gehoopt het mondkapje nooit meer te hoeven dragen; dat zit er voorlopig niet in. En ook verhuizen voor het laatst lukt niet, want dat gaan we nog een keer doen in 2021, maar dan na twee tijdelijke woningen hopelijk naar ons definitieve huis. Thuis en online werken is ook een blijvertje, net als muggen in december.
Dus dan gok ik maar op die workout via Zoom. Dat wil ik niet meer! Ik wil buiten zijn, roeien, de wind en de zon op mijn kop, opspattend water overal, en nooit meer binnen sporten, behalve bij de alleraardigste trainer en sportschool die ik nu gevonden heb en waar ik mijn arme lichaam aan onderwerp omdat het anders nog verder uitzakt dan het al doet.

Beste aankoop van 2020

Ons nieuwe bed is van 2019, dus die mag niet, maar krijgt een eervolle vermelding wegens het wegslapen van mijn rugklachten. De vele boeken die ik heb gekocht, veelal online, hebben me het meest blij gemaakt. Maar het gelukkigst word ik van de aankoop van onze kavel, nog net in 2020, ondanks trubbels met een notaris en andere problemen uit de categorie nooit aan gedacht, wel gebeurd.

Beste boek van 2020

Ik lees gemiddeld 4 boeken tegelijk en vind het moeilijk om uit de stapel van 2020 een ‘beste’ te filteren. En het boek dat ik nu link is ook niet het beste, maar wel het boek dat de meeste indruk op me heeft gemaakt. Net als de lezing van Arnon Grunberg trouwens, daar krijg ik nog steeds kippenvel van.
Een ander boek dat het predikaat beste boek van 2020 voor mij verdient, is Apostelkind van Renske Doorenspleet. Ik heb van dichtbij het hele schrijfproces mee mogen maken en ik vind het buitengewoon wat zij heeft neergezet. Zij heeft 5 jaar onderzoek naar de gesloten religieuze gemeenschap gedaan waar ze zelf onderdeel van is geweest, en heeft daar een integer, bevragend boek van gemaakt. Hierdoor is er veel beweging gekomen in de gemeenschap zelf, maar ook hieromheen.

Gemiste kans van 2020

Weer geen killerbody gekweekt.
Weer geen boek geschreven.

Wat was het meest hoopvolle van 2020?

Moment, even zoeken. Ik ben doorgaans al niet een enorme optimist, en in 2020 heb ik niet de kans gegrepen om in lockdowns truien te gaan breien, de nieuwe Yotam Ottolenghi te worden of nu eindelijk mijn eigen Zen te omarmen.
Wat ik erg hoopvol vind, is dat mensen elkaar blijven helpen, of het nu grotere initiatieven zijn of kleine die net zo hard nodig zijn. Volgens mij bestaat samenleven uit elkaar helpen waar dat kan.

Persoonlijke overwinning van 2020

Doorademen, in en uit, in en uit. Durven huilen. En de familieopstellingen die ik eindelijk aandurfde, onder begeleiding van deze warme, geweldige vrouw, en die een uitkomst had waardoor ik vrede heb met een aantal aspecten in mijn leven.

Doelstellingen voor 2021

De cursus scenarioschrijven waar ik in 2019 aan begonnen ben, maar door drukte mee gestopt, pak ik weer op in 2021. Ik heb schrijver Anton Valens benaderd omdat ik een scenario wil maken van een kort verhaal van hem. Hij reageerde bijzonder aardig op de synopsis en eerste scene, dat motiveert om ermee verder te gaan. Ik zie het hele verhaal al in beelden in mijn hoofd. Waar zijn verhalen zich overigens bijzonder goed voor lenen, Valens is ook schilder en beeldend schrijven hem daarom zeer toegerust.
Aan goede voornemens doe ik verder niet. Waarheen waarvoor, ik vraag het me elke dag af en heb er nooit een sluitend antwoord op gekregen, maar ernaar blijven zoeken doe ik. Het antwoord vind ik meestal in iets kleins dat groot blijkt te zijn, zoals dankbaarheid om wat er is, de glimlach van een ander, een oprechte verbinding met een ander mens. De rest is ruis.

Dreamings

We zijn verhuisd, maar ik heb nog geen totems. Geen herkenningspunten, geen vaste loopjes of ritjes, geen gewoontes ontwikkeld die aan deze omgeving zijn verbonden. In Australië geloven Aboriginals dat hun omgeving in de Droomtijd bij elkaar is gezongen, en dat elk plantje, elke boom, elke steen hier een plaats in heeft. In liederen wordt de kennis hierover overgedragen van generatie op generatie.
Ik mis de liederen. Ik droom nog niet over waar ik woon; in dromen woon ik nog elders, of zwerf ik rond.
Zonder pandemie was ik meer verankerd geweest, in de grond, in mijn leven hier. Nu bezoek bij vrienden en familie beperkt blijft, we de boodschappen laten bezorgen, sporten in teamverband niet mogelijk is en de sjeu, of de jus van het leven, hoe je het ook noemen wilt, ver te zoeken is, voelt het alsof we hier rondzweven. Nergens aan verbonden nog, behalve aan elkaar.

Aan elkaar! Elkaar is belangrijker dan ooit. We leven 24 uur per dag samen in dit kleine tijdelijke huisje, waar we werken, studeren en wonen. Alles moet hier op deze beperkte vierkante meters gebeuren. Het gaat wonderwel, met een kleine uitbarsting of irritatie her en der. Omdat we tegen het wasrek aan lopen, dat in de woonkamer staat of achter een bureaustoel. Omdat we allemaal tegelijk iets buiten moeten en niet samen in de gang passen om onze jassen aan te doen. Het is futiel en zo weer weggewaaid. We proberen elkaar de ruimte te geven en het lukt. Ik ben de enige die er soms van moet huilen, de rest maakt het goed. Ik ben een verwend nest.

Vanuit de achterramen hebben we letterlijk uitzicht op de toekomst. In de verte, als we goed kijken, ontwaren we het stukje kavel waar we over een maand of vijf ons huis op laten zetten. Onze hoop kent nog een aantal mitsen en maren, maar die lijst wordt langzamerhand kleiner. Ik wist niet dat ik zo lang ergens kon leven op tijdelijke basis, zonder al te veel acht te slaan op alles om mij heen omdat ik niet wil aarden waar ik niet blijf. Door de vermoeidheid die nu toeslaat leer ik dat er een grens zit aan tijdelijkheid. Ik wil neerstrijken en voelen dat ik thuis ben.

Ik durf steeds vaker uit het raam te kijken, tussen de kale bomen door, en te dromen van het toekomstige huis. Waar ik wel zal wortelen en waar het de hele zomer kerst zal zijn, omdat we dan de dozen gaan uitpakken die al anderhalf jaar in de opslag staan. Een mens kan zonder spullen, maar ik weet nu al dat het een blijde hereniging wordt met mijn boeken, met keukengereedschap wat ik graag gebruik, met de persoonlijke dingen die ik bewust in een ver hoekje van mijn hart heb weggestopt omdat ik er niet bij kan.

We zullen doorgaan, zong Ramses Shaffy, ‘met de wijfelende zekerheid, om door te gaan in een sprakeloze tijd.’ We leven al een poos met gevaar in het achterhoofd, met beperkingen die moedeloos maken, en tegelijkertijd is het niets vergeleken met wat andere mensen in deze wereld moeten beleven. Ik ben steeds dankbaar als ik ’s ochtends onder een warme douche sta, yoghurt in een kom kan schenken, de blossen op de wangen van mijn zoon zie als hij terugkomt van rijles. Daar verandert een pandemie niets aan. Ik probeer letterlijk en figuurlijk te leven op de millimeter, daar waar dingen nog fijn en van mij zijn. En heel soms huil ik om wat ik mis, maar niet te vaak.

Almerenees

Had je mij als jongeling verteld dat ik ooit in Almere zou wonen, dan had ik dat heftig ontkend, als snob voor wie alleen Amsterdam bestond als plek om te leven. Ik, in Almere? Tussen de afvallige Amsterdammers? Dat nooit. Als puber kwam ik er regelmatig, omdat er twee schoolvriendinnen woonden, maar ik kan me er nauwelijks iets van herinneren. Almere maakte geen indruk zoals andere steden dat deden. Dat kan ook bijna niet, want het bestond nog maar net en het zal er vooral leeg zijn geweest, in opbouw.

Met voortschrijdend inzicht en het krijgen van een kind bleek Amsterdam niet meer het paradijs op aarde. De stad die ik zo in mijn broekzak kon stoppen omdat ik er alle hoeken en gaten van kende, waar ik gefeest heb en vrienden voor het leven heb gemaakt, en verloren, bleek niet bestand tegen het verlangen om een kind frisse lucht, ruimte en groen te bieden. Ik liep wel eens huilend achter de kinderwagen omdat mijn verse, pure kindje al die fijnstoffen van de A10 in moest ademen (ja, hormonen, ik weet het, en toch een kern van waarheid).
Budget om in de stad te blijven wonen hadden we niet. In 2007 waagden we de oversteek naar Drenthe. Mijn kind heeft 13 jaar lang de lucht van de Drentse bossen in kunnen ademen. Met een vleugje A28, laten we wel reëel blijven.

Nu ben ik inwoner van Almere. Toen de echtgenoot en ik aan vrienden en familie lieten weten dat dit de volgende bestemming zou zijn, kregen we globaal dezelfde reacties als op onze verhuizing naar Drenthe. Namelijk:
– Almere???
– Wat moet je daar dan?
– Er zijn veel liquidaties daar hoor
– Er is echt niks te doen
– Ik zou er nooit willen wonen
Het bracht me niet van mijn stuk. Integendeel, ik begreep het heel goed. Zo zou ik zelf ook gereageerd kunnen hebben. Inmiddels weet ik dat geen enkele woonplek zaligmakend is. Je ergens thuis voelen is van zoveel meer afhankelijk dan de ligging. Je hip voelen omdat je ergens woont is zo nineties.

De stap naar Drenthe heb ik destijds ernstig verdedigd. Ik voelde me genoodzaakt vaak en ongevraagd op te sommen wat er allemaal leuk was aan deze provincie. Ik heb er zelfs een hele columnserie in Dagblad van het Noorden aan mogen wijden, als integrant in het noorden. Ik meende het ook allemaal oprecht, ik was een enthousiaste nieuwe Drent. Wat ik niet besefte, is dat Drenthe dit helemaal niet nodig had. De provincie verkoopt zichzelf wel. En daarbij, je houdt ervan of niet, dat is geheel persoonlijk. Waar de een teert op groen, rust en nuchterheid, kan de ander niet zonder uitlaatgassen, trambelgerinkel en temperament. En uiteindelijk komt het neer op je thuis voelen, in de omgeving en met de mensen om je heen.

Wat Almere betreft stootte ik mij achteraf bezien toch weer aan dezelfde steen. Omstandig legde ik aan jan en alleman uit hoe anders Almere Oosterwold is, tot ik door kreeg dat ik daarmee weer een behoorlijk snobistische boodschap uitzond. Als in: het lijkt helemaal niet op Almere, hoor. Het is heel anders dan je denkt. Gelukkig kwam ik er op tijd achter en heb ik mezelf een corrigerende tik gegeven.
Ik woon dus in Almere. Ich bin ein Almeriaan, Almerenees, hoe je het ook noemen wilt. En ik woon hier fijn, omdat ik me thuis voel in deze omgeving, de mensen begrijp en aanvoel, me niet langer een onbegrepen westerling of outcast voel. Dat heeft eigenlijk met Almere niks te maken, of juist alles. Uiteindelijk is wonen niet geografisch, maar verbonden met je hart.

We zijn er! (bijna)

En dus nog niet helemaal. Er is veel te doen, maar we hebben ook al heel wat acties achter de rug. Zo zijn we in afwachting van de omgevingsvergunning die is ingediend en de definitieve offerte van het huis, hebben we een taxatie aangevraagd en is de kavelwegvereniging bijna zover dat we de grond van de weg kunnen kopen. Daarna is de kavelgrond aan de beurt.
Het hele Oosterwold-proces blijft bijzonder, het wachten is iets waar je aan gewend raakt en tegelijkertijd heb je ontzettend veel te regelen en te organiseren. Nu er weer zoveel gebeurt en we stappen verder komen, merk ik dat ik me soms voel als een kind aan de vooravond van haar verjaardag, compleet met zenuwenkriebels.
De allerbelangrijkste gebeurtenis van de afgelopen tijd is dat we in Oosterwold wonen, al twee weken inmiddels, in een prachtig tijdelijk huisje. Een hectische tijd van inpakken, opruimen, organiseren, adressen wijzigen, schoonmaken en weer uitpakken is godzijdank voorbij. We hebben heel veel spullen in de opslag staan omdat ons huidige huisje te klein is om ze in te herbergen. Merlijn’s kamer noemen we grappend ‘de cel’ omdat het niet groter is dan een kloostercel. Hij is er hartstikke happy; gamen doet hij vanaf zijn bed, zijn bureau past er net in om aan te studeren en ook zijn kledingskast is erin gewurmd, maar het is er allemaal en hij heeft zijn eigen stekje, heel belangrijk als je zestien bent. Het idee dat het tijdelijk is helpt ook.
Voor het hele huisje geldt dat we er erg mee in onze nopjes zijn, het is gewoon een cadeautje. Het staat vrij en we hebben mega veel groen en ruimte om ons heen. Bovendien staat het hemelsbreed slechts 1 kilometer van de eigen kavel af, zodat we straks dichtbij het hele bouwproces kunnen zijn. En omdat we al in de definitieve woonomgeving zitten, kunnen we hier weer contacten gaan opbouwen en dingen gaan doen. Ik was al begonnen met roeien niet te ver hier vandaan en ga beginnen met Qi-Gong lessen in Oosterwold, man en zoon gaan vanaf volgende week tennissen. Ik haal brood in de buurt, er zijn markten en gezellige eethuisjes dichtbij waar ik in een corona-vrije toekomst graag heen zal gaan (oh! al die heerlijke Indonesische en Surinaamse toko’s, het soortgelijke assortiment in de supermarkten, ik ben zo blij dat we daar weer uitgebreid de toegang toe hebben), en er zijn hier enorm veel kleine ondernemers met leuk aanbod. Het is leuk om ergens te wonen waar het bruist van de activiteit, waar de buzz van iets nieuws door de wijken knettert.

Ondanks dat we nu in gebied zijn gaan wonen waar veel meer corona lijkt te zijn, voelt corona hier als ver weg. We hebben door drukte de tv nauwelijks aan gehad en kranten zijn ongelezen in de oud-papierpak beland. Ben ik hierdoor beter gaan slapen? Geen idee, maar de rust is welkom. Ik wil niet elke dag weten hoeveel mensen met corona in ziekenhuizen liggen, hoeveel mensen eraan doodgaan, waar het nu weer is opgelaaid. Ik ben zelf erg voorzichtig omdat ik in de verpleeghuisbranche werk, en meer kan ik niet doen. Dat ik het ooit ergens ga oplopen is bijna een gegeven, en tot het zover is wil ik er verder weinig over horen om mijn hoofd en hart niet overmatig te belasten. Wat heb ik eraan om elke dag weer geconfronteerd te worden met cijfers die zich vertalen in angst?

We hebben de draad van werk en leven weer opgepakt, de andere kloostercel in het huisje is ingericht als werkkamer waar J. en ik elkaar afwisselen. Ik moet tot 1 januari nog zoveel mogelijk thuiswerken, hij mag alweer naar kantoor. Onze zoon heeft 1 keer per week fysiek les en moet de rest thuis online volgen. Ontzettend jammer, omdat je op die manier je nieuwe klasgenoten niet goed leert kennen en niets in de praktijk kunt oefenen. Ik vind dit echt een enorm sneu jaar voor hem en alle mensen van zijn leeftijd die hetzelfde meemaken. Het lange, lange thuiszitten en amper in beweging zijn is zo erg dat we nu zelf weer een wandelprogramma zijn begonnen, ondanks mijn lage rugpijn. Het is voor iemand wiens lijf nog groeit echt niet goed om de hele dag te zitten, ik maak me er gewoon zorgen over. De kinderen die wel op school mogen komen zijn niet veel beter af, hoorde ik van een docent. Zij zitten de hele dag op dezelfde plek in een lokaal en mogen niet eens naar de kantine voor een broodje. Ik krijg er al hoofdpijn van als ik eraan denk.

Zo modderen we voort. We ploegen ons traag door het cakebeslag dat 2020 is geworden. Ik kijk uit naar alle mooie dingen die staan te gebeuren en probeer niet te denken aan de tegenslagen die ons zouden kunnen treffen. Dat is al heel wat voor een geboren pessimist als ik.

Trouwens, voor plaatjes van Oosterwold en straks het bouwproces, kun je me volgen op Instagram via @esdonk (niet openbaar, dus even toegang vragen).


Coronapost 3

En dan slaat de vermoeidheid toe. Die was er al, ergens, maar ik las dat we in een crisis heel lang kunnen doorlopen op adrenaline. Ik denk dat ik dat gedaan heb, op het laatst met slepende tred. En nu zie ik elke dag als ik opsta een moe hoofd, ook als ik goed geslapen heb. Body says no. Spirit ook.
Dat ik zo diep slaap de laatste tijd is ook een teken. Vanwege hormonale perikelen is een ononderbroken nacht slaap een zeldzaamheid. Maar zelfs hormonen kunnen verslagen worden door diepe vermoeidheid, vermoed ik. Ze liggen net als mijn hele systeem lam in een hoekje.

Ik kijk dus uit naar die good old zomervakantie, alhoewel wat kort: twee weken heb ik in het verschiet. De rest spaar ik op voor als de bouw van ons huis begint. Omdat het proces daarnaartoe voorspoedig verloopt (de bouwvergunning is aangevraagd, yay!) verwachten we dat dit ergens in het najaar plaatsvindt. Afhankelijk van wat de Letse bouwer kan doen, en of zijn/ons land dan niet op slot zit wegens coronagolf 2. Of 3. Maar we duimen, vanzelfsprekend, zoals we al duimend door dit hele Oosterwold proces gaan.

2020 is voor mij één grote impasse. Ik wacht niet op Godot, maar wel op een huis, een coronagolf die voorbijgaat of juist weer komt (don’t we all), op een verhuizing naar mogelijk weer een tijdelijk woonadres (of niet). Wachten, gepaard met spanning en bovengenoemde adrenaline maakt moe. Ik heb hierdoor mijn eigen behoeftes in de koelkast gezet. Dat komt ook doordat grote dingen zoals een landelijke pandemie, en alle gevolgen van dien voor onze zoon en ons werk, voor gingen. De kleine dingen verdwenen uit zicht. Ik merk dat het lastig is om ze weer te vinden.

Toch lukt dat her en der wel. Lezen was altijd al een lifesaver voor mij, en ik heb de afgelopen maanden meer gelezen dan ooit. Fijn, want het lukt me nu veel beter om me op lange teksten te concentreren, wat me door smartphonegebruik langzaam was ontstolen. Hieronder een lijst met de mooiste titels (geheel subjectief uiteraard, het zijn mijn persoonlijke vijf-ballen-boeken), voor degene die op zoek is naar boekentips:

Wij zijn licht- Gerda Blees
Uit het leven van een hond- Sander Kollaard
De dag dat ik mijn naam veranderde- Bibi Dumon Tak
De weg van de meeste weerstand- Lionel Shriver
Als het bloedt- Stephen King
De wilde stilte- Raynor Winn
De verhalen die we onszelf vertellen- Joan Didion
Stofzuigen in het donker- Jen Beagin
Sing Backwards And Weep- Mark Lanegan
Hoelang mag ik blijven?- Wendy Geuverink
Ook mijn Holocaust- Maurits de Bruijn
Oud genoeg om dood te gaan- Barbara Ehrenreich
Maar je ziet er helemaal niet autistisch uit- Bianca Toeps
The Man Who Ate Everything- Jeffrey Steingarten
Het verstoorde leven- Etty Hillesum (herlezen)
De Willem Ruis show- Gijs Groenteman
Ik moet u echt iets zeggen- Mensje van Keulen
De pest- Albert Camus (herlezen)
Een vrouw apart. En de stad- Vivian Gornick
Weersverwachting- Jenny Offill

We (de echtgenoot en ik, en soms ook onze 16-jarige, alhoewel de smaken hier ver uiteenlopen) hebben ook series gekeken. Omdat we onze tijd niet willen verspillen aan halfbakken producten, zoeken we tegenwoordig lang en goed en kopen een en ander om te kijken. Zo heeft Larry David me door een paar zware coronamaanden geholpen met deel 1 t/m 10 van Curb Your Enthousiasm. Echt, wat een heerlijke werkelijkheid in deze serie, waar verwende en rijke mensen zeuren om futiliteiten die eigenlijk heel groot zijn, omdat kleine dingen nu eenmaal de maat slaan in onze dagen. Na elke werkdag een of twee afleveringen Curb was heilzaam voor mijn gemoed. En David is onvermoeibaar, want er komt een elfde serie.
Succession was ook een serie die we ademloos hebben uitgekeken. We hopen hier juist niet op een vervolg overigens, het einde was perfect, het is af, niks meer aan doen.

Ik wou dat ik kon zeggen dat ik door Carola het wandelen heb ontdekt, maar het tegendeel is waar. Overal zie ik jubelverhalen van mensen die de natuur intrekken op wandelschoenen en hierdoor zichzelf hervinden. Wat ik vind, is met name lage rugpijn die tijdens het lopen opspeelt, en enorme verveling die ik niet goed kan verklaren. Ik loop voornamelijk te hopen dat ik snel weer thuis ben, wat niet de bedoeling kan zijn van een wandeling. Gelukkig is enige tijd geleden het buitenbad in een dorp hier verderop weer open gegaan, waar ik direct een abonnement heb gekocht. Ik zwem baantjes en aquajog elke week. Ook ben ik weer gaan sloeproeien bij een vereniging in de Randstad, wat niet alleen goed is voor mijn lijf maar ook voor de sociale contacten, want de derde helft en dus een drankje na de training is hier vanzelfsprekend. Kortom, met bewegen zit het verder wel goed.

Ondertussen zijn we mentaal bezig met een afscheidstournee van Drenthe; in mijn vakantie gaan zoon en ik dit ook fysiek doen. We gaan langs alle plekken die voor ons belangrijk zijn geweest en maken hier een foto van. Van alle plaatjes maak ik een herinneringenboek. Ik sta zelf te popelen om te verhuizen, maar mijn zoon neemt afscheid van de omgeving waar hij is opgegroeid, en waar hij vrienden, school en het leukste baantje van Drenthe achterlaat. Niet makkelijk als je zestien bent, dat wil ik niet uit het oog verliezen.

Vermoeidheid, daar begon ik mee. Toch was ik niet te moe om dit stukje te tikken; daar krijg ik energie van. Nu ga ik enigszins opgeladen in de tuin zitten en genieten van het groen en de kwinkelerende vogels. Niet verkeerd.

Coronapost 2

Werk

Waar werk voorheen een exercitie was van voorbereidingen, lange in koffie gedrenkte reizen, intense gesprekken en indrukken, is het nu een soort dagdroom geworden waar ik in stap zodra ik op maandagochtend de computer aanzet, en waar ik met hoofdpijn en een vermoeidheid van lijf en leden langzaam weer uit drijf op donderdagavond. Ik bespreek het met vrienden die dezelfde ervaring hebben en we komen er niet uit. Is het een soort daze vanwege het gebrek aan variatie? Is het de lange zit achter de computer? Komt het doordat werk en privé naadloos in elkaar zijn overgegaan door het thuis werken? Ligt het aan het feit dat gesprekken op schermen plaatsvinden, waardoor je tegelijkertijd moet luisteren naar stemmen en ingespannen moet turen naar kleine, door haperende WiFi soms onscherpe gezichtjes, waarbij je alle subtiele signalen van non-verbale communicatie mist?
Ik weet het niet. Ik doe mijn werk goed, denk ik, en met dezelfde aandacht en intensiteit. Er is werk bijgekomen door de lockdown waar ik plezier in heb, en daardoor is het even druk als voorheen. De vorm vraagt blijkbaar iets van me waardoor ik er anders uit kom. Op donderdagavond suizen mijn oren en voel ik me alsof ik net geland ben en uit een vliegtuig wankel, onvast op de benen door de lange zit en dito verblijf in het luchtruim.
Het went niet, en dat is oké. Het is de realiteit. Daar kan ik mee omgaan.


Thuis

Goh, zei ik tegen de echtgenoot, wat doen wij het goed. We zijn elke dag met zijn drieën thuis en er is geen onvertogen woord gevallen. Of zijn er dingen die we moeten bespreken? Hij dacht het niet. Hij is sowieso een veel beter mens dan ik, vrij van ergernissen over futiliteiten.
Ik had kunnen weten dat ik deze uitspraak niet had moeten doen. Altijd als ik een situatie bevestig, zoals ‘wat fijn dat ik al een tijd geen blaasontstekingen meer heb’ of ‘nou, ik denk dat die enorme belastingaanslag niet meer komt’, word ik de volgende dag al tegengesproken door een acute verandering. Alsof ik een uitnodiging heb gestuurd. Beng, daar is de blaasontsteking, en kijk, daar komt de blauwe envelop door de bus.
De volgende dag was daar dus ook ons onvertogen woord. Iets over ruimte voor jezelf en een verkeerde interpretatie daarvan. Het was gelukkig snel uit de lucht. We beseffen dat we elkaar meer dan ooit nodig hebben, en een stabiele factor en voorbeeld zijn voor onze zoon. Gewoontes als samen eten, wandelen, een film kijken, een spelletje doen zorgen dat we ons sterk blijven voelen als gezin. Hard nodig omdat we alle drie aardige eenpitters zijn.
Ik weet niet of onze zoon een uitgestelde puberteit heeft qua woede naar de wereld en zich afzetten of dat dit niet meer gaat gebeuren, maar het komt voor nu heel goed uit dat hij ontspannen is, ons gezelschap niet ergerlijker vindt dan nodig en zichzelf vermaakt als wij werken.
Vanwege mijn pre-computertijd opvoeding ben ik wel eens bezorgd over het urenlang achter elkaar gamen. De jaren ’70 moeder in mij wil dan dingen roepen als ‘ga toch lekker naar buiten’, maar ik besef dat er weinig te doen valt buiten, dat op 1,5 meter afspreken met je vrienden niet makkelijk is in kleine tienerkamers en dat zaken als zwemmen of zomaar random door de stad lopen uit den boze zijn. De tennis- en drumlessen zijn er niet meer, het bijbaantje is al maanden gestopt. Nu de samenhang van elkaar elke dag zien op school is weggevallen, is afspreken buiten deze context ook lastiger voor pubers van zoon’s leeftijd. Zomaar even lekker naar buiten gaan is gecompliceerder geworden. Dus ik houd mijn mond en laat onze zoon doen wat hij prettig vindt. Het komt vast goed. Hij is nog steeds een lieve, behulpzame jongeman die ook graag uren met een goed boek in een stoel hangt.

Unlocked

Nu de regels soepeler worden en we meer ‘mogen’, ervaar ik niet meer vrijheid. Alles wat ik binnen een afgesloten ruimte afspreek gaat met een gespannenheid aan beide kanten van de afspraak die maakt dat ik opgelucht ben als het voorbij is. Ik ben zelf niet bang voor het virus, wel voor wat het kan aanrichten als ik het bij me draag. Natuurlijk lees ik wat het kan doen, en heb ik me in nachtelijke uren wel eens zwetend voorgesteld hoe het is om langzaam te stikken in je eigen longvocht, om dan tot besef te komen dat het niet voorkomen kan worden door me in detail voor te bereiden op hoe het zou kunnen zijn. Dat was een jarenlange tactiek van mijzelf om mijn ziekteangst, ingegeven door mijn door een bacterie gestorven partner, de baas te worden, maar ik ben oud genoeg om te beseffen dat dit oude rituelen zijn die me niets hebben gebracht.
Dus ik laat los, maar draag tegelijkertijd de lading van het feit dat dit niet iets is wat alleen mij kan treffen. Ik ben nog steeds extra voorzichtig, ga niet ergens heen als het niet hoeft of zorg ervoor dat het buiten plaatsvindt.
Ik omarm ‘het nieuwe normaal’ beslist niet. Het ergert me hoe snel de regering komt met dit soort luchtige termen en hoe snel de media dit overnemen, alsof er een reclamebureau bezig is om ons dit snel en effectief door de strot te duwen. Laten we eerst als samenleving maar eens afwachten hoe we hieruit komen, bekijken of er voorheen wel sprake was van ‘normaal’ en of we hiernaar terug willen.

Missen

Ik ben vanuit allerlei situaties gewend om wensen en verlangens in de koelkast te zetten alsof ik ze nooit gehad heb. Wellicht doe ik dat nu ook. Ik mis niets, ik denk niet aan wat ik mis, en ik leef bij de dag. Ik waardeer het dat ik mijn ouders en schoonouders kan ontmoeten in de tuin en dat ik vrienden spreek via de telefoon of een scherm.
Verder is alles on hold. Ik ben een wandelend dankbaarheidsdagboek, en misschien wel simpeler in wat ik van het leven vraag dan ik ooit zelf gedacht heb. Mijn hart gaat uit naar de mensen die in deze tijd de basisbehoeften moeten missen, die niet zoals ik elke dag te eten hebben, een bed hebben, een eigen plek; mensen die nog banger moeten zijn op straat dan anderen omdat ze de privileges niet hebben van mensen met een witte huidskleur.
Ik zag een foto uit India van over elkaar heen kruipende mensen op een station; zij moesten de trein in om naar een plek te kunnen reizen waar ze geld konden verdienen. ‘Social distancing is a privilege’ stond erbij, en het kwam binnen als een mokerslag.
In plaats van dingen en mensen missen besef ik wat ik heb, en dat ik met nog minder toe kan. Geven, dat wil ik nu meer dan ooit.

Estherwold

Het is wonderlijk wat een langdurig woningbouwtraject met je doet, vooral als elke stap daarin door jouzelf genomen moet worden. Behept met een ongeduldige natuur was ik de eerste periode na onze start vooral vaak gefrustreerd. Ik waardeerde de ministappen die we namen niet voor wat ze waren en vond ze vooral te mini. Ik ben iemand die niet makkelijk stil staat bij het proces, maar vooral heel snel het product wil hebben. Zoals veel mensen, vermoed ik. Dat kan niet als je een landbouwkavel koopt in Oosterwold, die je geheel zelf zult moeten ontwikkelen tot bouwkavel.
Inmiddels heb ik eieren voor mijn geld gekozen. Almaar door willen hollen werkt niet. Mijn lijf en geest protesteerden tegen zoveel spanning en verwachting. En blijkbaar kan ik het toch: tevreden zijn met elke stap, hoe klein ook. Ik berust in wat er niet loopt. En heb een soort basis-rust-gevoel over me heen gekregen, want dit gaat hoe dan ook goedkomen. Dat we ondertussen verpozen in een huurwoning waar we niet al teveel aan gehecht kunnen raken, went ook. We zijn al bezig met de volgende verhuizing naar ’t Gooi. Als zoon daar straks zijn opleiding start, willen we op fietsafstand van de school wonen, zodat hij een nieuw sociaal leven kan opbouwen en kan afspreken met de vrienden die hij maakt.

Inmiddels zijn we vanaf stap 1 nu twee jaar met Oosterwold bezig, en we vorderen traag maar gestaag. De watervergunning is aangevraagd- chapeau voor Jaime, die daarin gedoken is. We hebben een architect in de arm genomen die bezig is met onze bouwvergunning en -tekening. We hebben definitief een houten skeletbouw huis gekocht in Letland en deze laten aanpassen naar onze wens. Het proces van lid worden van de kavelwegvereniging is, na lang wachten, in gang gezet. Dit is vooral heel belangrijk, omdat dat eerst moet gebeuren voordat de grond van de weg aangekocht mag worden. Pas daarna kunnen we onze kavelgrond definitief kopen. En er mag pas gebouwd worden als er een puinweg ligt, wat we ook via de vereniging moeten regelen.

Oosterwold is dus vooral een project van de lange adem. Het duurt nog wel even voor we er wonen. Toch voelt het als heel dichtbij en tastbaar, omdat we op driekwart van de hele procedure zitten. Ik durf nu te dromen over de inrichting van het huis, en we hebben het over het ontwerp van de permacultuur tuin. Daar horen kippen bij, een hangbuikzwijntje en ik heb het idee van een pony al geopperd. Ik zie een theetuin voor me waar ik eigengemaakte taarten serveer, gezellige samenkomsten met leuke buren waar we nu al veel contact mee hebben, een minibiebje voor diezelfde buren, zelfs een carriereswitch en een nieuw boek. Het is weer ouderwets druk in mijn hoofd. Ik heb dromen, ik heb plannen, het bruist en het borrelt.

Onze toekomstplannen boren mijn creativiteit aan, die ik dacht kwijtgeraakt te zijn in een omgeving waar ik me niet thuis voelde. Ik ben heel blij dat ik dat stuk van mezelf weer terug heb gevonden. Wat dat betreft is Oosterwold voor mij al geslaagd.